\
KAJEM
23 mei 2023
Afgelopen week werd ik benaderd voor een radio interview (nou ja, gesprekje) over mijn aandeel in het project Kajem. Het was op NPO 5 de week van de Jaren Tachtig, en in dat decennium was dat redelijk succesvol, dus vandaar.
Het is een van de meest vreemde projecten waar ik ooit aan heb meegedaan. Voor de duidelijkheid: Kajem was de afkorting van Klaas Jan Mulder, oftewel diens initialen KJM, oftewel Kajem. Het had, hoewel ik meespeelde, en ondanks de eerste twee letters, helemaal niets te maken met Kayak. Het idee om een kerkorgel plaat te maken die zou passen in de moderne jaren tachtig, kwam uit de koker van trompettist Rende Brouwer (van de gebroeders Brouwer, mocht u dat iets zeggen) en tecnicus/producer Emile Elsen. Emile kende ik al een paar jaar (sinds hij een nummer van Europe mixte), en met hem heb ik nog vaak samengewerkt: diverse solo albums, Nostradamus- The Fate of Man en Youp van ’t Hek bijvoorbeeld.
Hij vroeg me of ik geïnteresseerd was om mee te doen aan dat project. In die tijd was ik praktisch band-loos en muzikaal zoekende, kortom, ik nam eigenlijk alles aan wat op mijn pad kwam. Zelfs al sprak het me niet direct aan, ik zou er altijd wel iets van kunnen leren (en aan verdienen). Er was al een bassist (Oswald Kiemeney) en ik stelde Marcel Seriese voor als drummer. Het was dus zeker geen project van Klaas Jan en mij, zoals her en der wel wordt verkondigd. Een echte band was het ook niet: we waren allemaal ingehuurde krachten en zo nodig vervangbaar. Na drie albums gebeurde dat dan ook: de EO (die de tournees organiseerde) kreeg in de gaten dat het religieuze gehalte van de 'band' te wensen over liet. Sterker nog, Marcel vertelde me dat hij zelfs nog nooit een kerk van binnen had gezien.
Om het kerkorgel de jaren tachtig door te helpen waren de producers op het idee gekomen om daar drums, bas en synthesizer aan toe te voegen. Aan de oorspronkelijke muziek werd eigenlijk niet gesleuteld: Klaas Jan speelde zijn partijen gewoon zoals hij gewend was, behalve dan dat hij de clicktrack (de metronoom, zeg maar) in de gaten moest houden: het zou anders ondoenlijk voor ons zijn om daar nog iets bij te spelen wat enigszins ritmisch klonk. Mijn rol was- naar mijn eigen idee dan- beperkt: Ik fietste daar met synthesizer een beetje om- en doorheen, bedacht wat loopjes en versierde de akkoorden van de oude meesters waar ik dacht dat dat wel aardig zou zijn. Dat viel nog niet mee. Want laten we wel wezen: Bach en zijn vrienden hadden bepaald geen Ton Scherpenzeel nodig om er nog wat van te maken, en bovendien las ik maar matig bladmuziek. Veel gebeurde dus a l’improviste en op het gehoor.
Klaas Jan was een echte organist. Als hij synthesizer speelde in de studio, was ik altijd bang dat de toetsen het zouden begeven. Zijn aanslag was gevormd door het veel zwaardere orgelklavier. Nog een aardig weetje, misschien: de massaliteit die de kerkbezoeker ervaart, krijg je als bespeler zelf niet helemaal mee. Het geluid gaat eigenlijk over je heen of onder je langs, afhankelijk van je positie. En niet onvermeld mag blijven het feit dat je als kerkorganist altijd twee tellen voor het koor uitspeelt, en gewoon tempo moet houden. Het koor moet het orgel volgen, want andersom zou de kerkdienst wellicht drie keer zo lang duren. Gek eigenlijk: Klaas Jan heeft nooit hetzelfde kunnen ervaren als de luisteraar onder in de kerkbanken.
De platen waren succesvol maar zeker ook omstreden: in het streng-christelijk milieu waaruit Klaas Jan voortkwam, was het zo’n beetje heiligschennis. Zeker achteraf had ik grote bewondering voor Klaas Jan dat hij het lef had gehad om zo’n project te doen. Hij was tenslotte een gerespecteerd kerkorganist en koordirigent, en voor die baan zo goed als volledig afhankelijk van de gereformeerde gemeentes.
Goed, we deden dus ook een paar tournees langs de grote kerken in Nederland. Dat werd georganiseerd door de Ronduit Club van de Evangelische Omroep. Er kwam veel volk op af, en de kerken puilden uit, maar laat ik het zo zeggen: het was een beetje benauwend voor niet-gelovigen zoals wij. Er werd gebeden, zeker. Dan was er nog een presentator die de boel op zalvende toon aan elkaar praatte, en die mij altijd aankondigde als ‘synthesizer-specialist’. Zeer vereerd maar dat was wel wat overdreven: ik had geen idee hoe zo’n ding nu eigenlijk werkte, maar wist er gewoon de geluiden uit te halen die ik nodig had.
Klaas Jan speelde tijdens die concerten meestal op een electronisch kerkorgel. Het was niet werkbaar om de band beneden te laten spelen en hem ver daar boven zonder enige vorm van communicatie (dit was in de tijd voor de oortjes en synchronisatiemogelijkheden). En als u denkt dat dat namaak-orgel zachtjes was? Zeker niet. Ik ben wel iets gewend qua geluidsvolume, maar horen en zien verging je als je vlak bij die speakers zat. Het was dan ook best een klus om alles in die galmende kerk enigszins in balans te brengen.
Het concert eindigde altijd met een psalm, Ere Zij God meen ik, en dat klonk uit 1500+ kelen bijzonder massaal en indrukwekkend- zelfs al geloof je niet in God, je gaat toch even twijfelen. Ja, die ouwe jongens wisten wel hoe je je publiek moest inpakken. Het was zelfs zo overdonderend dat iemand op de voorste rij aan het eind van de avond daardoor (denk ik) een epileptische aanval kreeg. Een vervreemdend einde van een vreemd project.
Helaas heb ik geen foto’s, ook niet gevonden op internet. Er is in het begin een poster gemaakt met een soortement van groepsfoto, maar die ben ik niet tegengekomen. Ik heb drie albums mogen meemaken, maar er zijn er nog meer geweest meen ik te weten, inclusief een live album. Op zeker moment werden wij gewoon vervangen. Ik was er ook wel een beetje klaar mee en vond het prima zo.
Ondanks alle bedenkingen die ik eerder noemde, moet ik toch zeggen dat ik het met plezier heb gedaan en er van geleerd heb. En het was ook heel verrassend dat men mij voor dat interview vroeg, want de grote man was toch echt Klaas Jan Mulder. Maar ja, die kijkt al geruime tijd van boven op ons neer (als het goed is tenminste) en denkt er in dat geval ongetwijfeld nog het zijne van.